Vandaag is een brief van Minister Dekker aan de Tweede Kamer gepubliceerd waarin hij wetgeving aankondigt die voor betere bescherming van schuldeisers zou moeten zorgen bij een zogenaamde ‘turboliquidatie’. Een turboliquidatie is, kort gezegd, een snelle en efficiënte methode om een vennootschap met schulden maar zonder baten (over de vraag of er baten zijn is veel discussie mogelijk) zonder vereffening te ontbinden. De vennootschap wordt dan ‘opgeruimd’, zonder dat een lastige curator in het faillissement van die vennootschap meekijkt. De turboliquidatie wordt in de praktijk dan ook veelvuldig gebruikt, of 'misbruikt'.

Op dit moment worden schuldeisers van de onderneming die turboliquidatie toepast, daarover niet actief geïnformeerd. Dat wil minister Dekker aanpassen, om hen zo beter te beschermen. Dat is een nobel streven. Wat in de brief van de Minister echter onderbelicht blijft, is dat de Hoge Raad in 2015 de deur wagenwijd heeft opengezet voor het gebruik van de turboliquidatie als 'wegwerp'-methode (ECLI:NL:HR:2015:3636). In die uitspraak oordeelde de Hoge Raad dat wanneer een vennootschap geen baten heeft (een lege boedel) een eigen faillissementsaanvraag juist misbruik van recht oplevert, omdat de bestuurder van de vennootschap de dan te benoemen curator opzadelt met een boedel waarin geen vergoeding voor zijn/haar werkzaamheden zijn te voorzien. In dat geval, zo zegt de Hoge Raad, dient de bestuurder de weg van ontbinding zonder vereffening te bewandelen; oftewel turboliquidatie moeten toepassen.

Zouden de door de Minister beoogde maatregelen, zijnde verbeterde transparantie bij een turboliquidatie, leiden tot een vlucht in de eigen faillissementsaanvraag door de bestuurders die liever niet met de billen bloot willen, dan zou de Minister er goed aan doen iets te doen aan de lege boedel problematiek en ervoor zorgen dat de curator een vergoeding krijgt voor het 'opruimen' van de vennootschap. Volgens de Hoge Raad heeft de curator namelijk een persoonlijk belang bij het zich verzetten tegen een faillissement waarin geen vergoeding voor zijn werkzaamheden is te verwachten. In de praktijk gebeurt dat nog heel weinig, maar dat zou wel het effect van de voorgenomen maatregel kunnen zijn.