Inleiding:
Op 6 juni zette de Hoge Raad definitief een streep door de claim van de aandeelhouders van OAD tegen Rabobank (ECLI:NL:HR:2025:857). De Hoge Raad besliste dat het arrest van het Gerechtshof Arnhem in stand werd gelaten zonder inhoudelijke motivering. Dat gebeurt wanneer de beoordeling van het arrest niet van belang wordt geacht voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad oordeelt immers alleen over het recht en niet over de feiten. De beoordeling van feiten is voorbehouden aan de rechtbank en het gerechtshof in hoger beroep. Daarmee kwam een einde aan tien jaar procederen tegen Rabobank.

De OAD-zaak heeft mijn bijzondere interesse, omdat ik ooit als advocaat betrokken was bij een zaak waarin ik in kort geding de opzegging van een kredietovereenkomst door een bank aanvocht. Ik slaagde daar deels in, doordat de bank een langere opzegtermijn moest hanteren, waardoor het bedrijf meer tijd kreeg om een andere financier te vinden.

Het OAD-faillissement:
Waar ging de OAD-casus, heel kort samengevat, ook alweer over?

OAD, een reisorganisatie, had Rabobank als huisbankier. Sinds 2003 onderhield Rabobank een kredietrelatie met OAD, bestaande uit een rekening-courantkrediet van maximaal 20 miljoen euro en een garantiefaciliteit van maximaal 12,5 miljoen euro. In 2012 werd OAD door Rabobank overgedragen aan de afdeling bijzonder beheer vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten en moeilijke marktomstandigheden. OAD voerde daarop een reorganisatie door, op basis van advies van Booz & Company, gericht op kostenverlaging en versterking van de onlineverkoop. Op 6 september 2013 zegde Rabobank de kredietrelatie met OAD op, met een opzegtermijn van drie maanden. Rabobank weigerde vervolgens om de uiterste deadline van 27 september 2013, die nodig was voor een definitieve redding van OAD door investeerders, te verlengen. Dit leidde tot de eigen faillissementsaanvraag door OAD.

Aansprakelijkheid Rabobank tegenover aandeelhouders OAD: afgeleide schade?
De aandeelhouders stelden Rabobank aansprakelijk voor het faillissement en vorderden een schadevergoeding van € 70 miljoen. De rechtbank oordeelde echter vrij snel dat het ging om zogeheten ‘afgeleide schade’ van de failliete vennootschap. Deze schade is op grond van vaste rechtspraak in beginsel niet verhaalbaar door aandeelhouders. Die schadevergoeding was voorbehouden aan de curatoren in het faillissement van OAD. De curatoren droegen vervolgens hun vordering tot schadevergoeding over aan de aandeelhouders, waardoor die formele hobbel werd genomen. Daarmee kon alsnog inhoudelijk worden geoordeeld of Rabobank gerechtigd was het krediet op te zeggen en of de opzegging mogelijk onrechtmatig was.

De rechtsgang:
Zowel de rechtbank als het gerechtshof in hoger beroep oordeelden dat Rabobank contractueel gerechtigd was de kredietrelatie te beëindigen, omdat:
  • OAD niet voldeed aan de financiële voorwaarden van de kredietovereenkomst;
  • De financiële situatie van OAD voortdurend verslechterde;
  • Rabobank het risico terecht te groot achtte om de kredietrelatie voort te zetten;
  • Rabobank voorafgaand aan en bij de opzegging voldoende zorgvuldigheid in acht had genomen.
De aandeelhouders gingen tegen het arrest van het gerechtshof in cassatie, maar het cassatieberoep slaagde niet.

Les voor de praktijk:
Ik maakte eens een analyse van de rechtspraak over de opzegging van kredietovereenkomsten door banken. Daaruit bleek dat banken zelden in het stof bijten als het gaat om opzegging van de kredietovereenkomst. Een noemenswaardige uitzondering vormt het faillissement van het Bouwbedrijf Midreth. In die zaak oordeelde het Gerechtshof Arnhem dat Rabobank haar bancaire zorgplicht had geschonden, misbruik had gemaakt van haar economische machtspositie en van de noodtoestand waarin Midreth op dat moment verkeerde. Rabobank werd toen wél aansprakelijk gehouden voor de schade van de aandeelhouders van Midreth. In die zaak werd de hobbel van afgeleide schade met succes genomen (ECLI:NL:GHARL:2018:2893), maar daar had Rabobank het dan ook wel bijzonder bont gemaakt.

Mocht je ooit te maken hebben met een bank die het krediet dreigt op te zeggen, en er kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de handelswijze van de bank, dan is het devies: documenteer alle communicatie zorgvuldig. Maak gespreksverslagen, stuur schriftelijke bevestigingen van afspraken, en schakel tijdig een insolventierechtspecialist in.

Voor vragen: bel Jaap van der Meer op 0852010010