Persoonlijke aansprakelijkheid verenigingsbestuurders bij een faillissement

Het televisieprogramma Nieuwsuur zond onlangs een rapportage uit over de aansprakelijkheidsrisico’s die bestuurders van verenigingen hebben.[1] Daarbij werd een van de (voormalige) bestuurder van de inmiddels failliet gegane Groningse basketbalvereniging Donar geïnterviewd. De bestuurder geeft aan dat er voor € 2 miljoen aan schulden zijn en maakt zich zorgen dat hij voor een € 500.000 aansprakelijk wordt gesteld door de curatoren. In het begeleidende artikel wordt aangegeven dat het faillissement van Donar door toedoen van de penningmeester zou komen.

Wetgeving bij faillissement
Het is algemeen bekend dat curatoren de bestuurders van een failliete onderneming, meestal betreft dat een B.V. of N.V., persoonlijk aansprakelijk kunnen stellen voor kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dat wordt ook wel wanbeleid genoemd.

Het zal bij het grote publiek minder bekend zijn dat de regels die gelden bij het faillissement van een B.V. of N.V. ook van toepassing zijn op verenigingen. De regelgeving is gelijkgetrokken in het geval de vereniging onderworpen is aan de heffing van vennootschapsbelasting (‘vpb’), ook wanneer er niet daadwerkelijk vpb wordt geheven door de Belastingdienst. Een vereniging is aan vpb onderhevig als er een onderneming wordt gevoerd. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als er een kantine wordt geëxploiteerd door een (amateur)sportvereniging.

Wanneer de vereniging niet is onderworpen aan de heffing van vpb, is de wetgeving iets soepeler ten aanzien van de bestuurders en gelden enkele wettelijke bewijsvermoedens ten aanzien van de administratie en publicatieplicht niet. Als bestuurder kun je echter wel aansprakelijk worden gesteld door de curator bij een faillissement.

De hoogte van de aansprakelijkstelling is in de regel gebaseerd op het tekort in het faillissement. Dat tekort bestaat uit het bedrag dat niet uit de faillissementsboedel aan de schuldeisers kan worden betaald. Vaak gaat dit om forse bedragen. Anders dan dat de bestuurder in de Nieuwsuur rapportage aangeeft, is iedere bestuurder afzonderlijk aansprakelijk voor het gehele tekort. Het gaat namelijk om een hoofdelijke vordering. In zijn geval gaat het dus om € 2 miljoen.

En beroerde penningmeester of barman
Het kan zijn dat de curator een of enkele bestuurders aansprakelijk stelt voor het tekort, maar in de regel zal de curator het voltallige bestuur aansprakelijk stellen. Iedereen zal een voorbeeld kennen van een vereniging waaruit geld is verdwenen: een barman die in de sportkantine geld in eigen zak heeft gestoken of een penningmeester die privéuitgaven heeft gedaan met de bankrekening van de club. Wanneer zo’n penningmeester die op eigen houtje heeft gehandeld geld heeft verdonkeremaand en de vereniging gaat hierdoor failliet, blijft de hoofdregel gelden dat het hele bestuur gezamenlijk verantwoordelijk was voor het reilen en zeilen binnen de vereniging. De curator kan het voltallige bestuur dan aansprakelijk stellen voor het tekort.

Wanneer de curator een procedure begint bij de rechter om het tekort op de bestuursleden te verhalen en de rechter is van oordeel dat het bestuur zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid, bestaat er wel de mogelijkheid voor bestuurders om de rechter te vragen om het tekort te matigen of om zich te disculperen. Dat laatste houdt in dat de bestuurder bij de rechter moet bewijzen dat het wanbeleid niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om het faillissement af te wenden.

De rechtspraak is voor bestuurders die een beroep op disculpatie of matiging doen vaak niet mild: de hoofdregel dat bestuursleden aansprakelijk zijn voor het tekort wordt niet snel losgelaten. Zo’n verweer is vaak dan ook een laatste redmiddel van bestuursleden om te proberen om de vordering van de curator zo laag mogelijk vast te laten stellen.

Verzekering, kascontrolecommissie en de (sport)bond
Het bestuur heeft de mogelijkheid om een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Die verzekering biedt de bestuurders – hopelijk – dekking in het geval van een persoonlijke aansprakelijkstelling. Deze verzekeringen zijn in de regel relatief betaalbaar en meestal zal de verzekeraar ook de kosten van juridische bijstand dragen. Zo’n verzekering is wat mij betreft aan te raden voor de meeste verenigingen, al is het maar voor enige gemoedsrust bij de bestuurders.

Daarnaast kent de wet nog de bepaling dat de vereniging die geen raad van commissarissen heeft een kascontrolecommissie moet aanstellen die de administratie en het financiële beheer van de penningmeester controleert. Wanneer de kascontrolecommissie constateert dat de penningmeester zijn taak niet goed vervult, kan die een signaal afgeven aan de algemene ledenvergadering, maar ook aan de rest van het bestuur. Wel is het zo dat de kascontrolecommissie in de regel niet dagelijks bezig is om de penningmeester te controleren, maar dat periodiek – een paar keer per jaar – zal doen. De commissie zal fraude of onttrekkingen pas later ontdekken, mogelijk zelfs te laat. Al met al is de kascontrolecommissie wel een waardevol middel voor de leden (en vaak ook de overige bestuursleden) om de penningmeester te controleren.

Tot slot zouden bestuursleden van sportverenigingen eventueel nog kunnen onderzoeken of zij bij hun bond, zoals de KNVB of het Watersportverbond, terecht kunnen voor kosteloos juridisch en administratief advies om de risico’s van een faillissement en een aansprakelijkstelling van een curator te voorkomen.

Wantrouwende bestuursleden
In het licht van wat ik hierboven beschreef, is de conclusie van het Nieuwsuur artikel dat bestuurders elkaar zouden moeten wantrouwen. Dat is een wrange conclusie die mijns inziens wel terecht is, al zullen de meeste verenigingen niet snel failliet gaan. Al met al blijft de oude uitdrukking gelden: bezint eer ge begint.


[1]Bestuurders sportclubs haken af: financiële risico's te groot.