Op 26 mei jl. nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel ‘Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)’ aan. Dit naar aanleiding van de oproep om het wetsvoorstel met spoed te behandelen met als doel om het dit jaar nog in werking te laten treden. Met de WHOA zouden faillissementen waar mogelijk voorkomen kunnen worden.

Beoogde regeling
Het wetsvoorstel voorziet in een regeling die de rechtbank in staat stelt een onderhands akkoord voor herstructurering van schulden tussen een onderneming en zijn schuldeisers en aandeelhouders goed te keuren (te homologeren). Deze homologatie leidt ertoe dat het akkoord verbindend is voor alle bij het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders. Ook schuldeisers of aandeelhouders die hebben tegengestemd. Daarom wordt het ook wel een dwangakkoord genoemd.

De wet beoogt bedrijven te redden die in de kern levensvatbaar zijn, maar door een te zware schuldenlast insolvent dreigen te raken. Alle schuldeisers en aandeelhouders, met uitzondering van de werknemers, kunnen betrokken worden in het akkoord en ‘dwingend’ een regeling opgelegd krijgen. Dus ook de Belastingdienst, banken, leasemaatschappijen, verhuurders, etc. Er zijn uiteraard spelregels, maar de regeling is zodanig opgezet dat het een kaderregeling betreft waarbij er sprake is van beperkte inmenging van de rechtbank.

Er wordt gesteld dat vooral grotere bedrijven van de procedure gebruik zullen maken en dat de winst voor het MKB met name zit in het feit dat zij bij een onderhands akkoord er als schuldeiser beter uitspringen dan in het geval van een faillissement. Met het aangenomen amendement van Van der Graaf c.s. wordt deze positie nog sterker omdat de kleinere MKB-schuldeisers in beginsel 20% van hun vordering betaald moeten krijgen (zie ook dit artikel).

Ik meen echter dat de positie voor de MKB-ondernemer ook anders sterker wordt. Want ook voor MKB-ondernemingen kan de WHOA een nuttige tool zijn, of te wel een bruikbare ‘stok achter de deur’.

Een voorbeeld
Laten we naar een voorbeeld kijken. Door omstandigheden zijn de schulden van de MKB-ondernemer (te groot) gegroeid, (lang)lopende overeenkomsten te knellend en/of de financieringslasten niet meer in verhouding. De ondernemer meent echter in de kern een gezond bedrijf te hebben. Als dit laatste wordt bevestigd door een ter zake deskundige, zou betreffende ondernemer kunnen besluiten om de onderneming te herstructureren door middel van een WHOA-traject, indien enkel het alternatief ‘faillissement’ resteert.

Een MKB-ondernemer kent doorgaans zijn schuldeisers goed. Hij kan de verwachtingen en belangen van het merendeel van zijn schuldeisers inschatten en de ontstane situatie uitleggen. Stel dat de ondernemer, ten einde de onderneming te kunnen laten voortbestaan, vervolgens bereid is om onder meer zijn aandelen ter beschikking te stellen aan zijn schuldeisers, kan hij een eerste voorstel doen aan zijn schuldeisers buiten een WHOA-traject (incl. een voorstel tot betaling van 20% van de vorderingen van de betreffende categorie MKB-schuldeisers).

Indien dit voorstel door de meerderheid van de schuldeisers als acceptabel wordt bevonden, kan hij de tegenstribbelende schuldeisers die niet akkoord zijn het alternatieve scenario van het WHOA-traject voorleggen, waarbij hij kan benadrukken welke kosten en tijd met een dergelijk traject gemoeid zijn. Deze kosten en tijd komen alsdan in principe ten laste van de schuldeisers. Nu de MKB-ondernemer zijn schuldeisers veelal goed kent, kan hij waarschijnlijk een goede inschatting maken van de kans van slagen van het WHOA-traject. Tel daarbij op dat een meerderheid van de schuldeisers al akkoord zijn gegaan met het voorstel buiten de WHOA dan bestaat er een goede kans dat ook deze tegenstribbelende schuldeisers alsnog akkoord gaan met het eerste voorstel als gedaan door de MKB-ondernemer. Met andere woorden, zo kan de MKB-ondernemer het WHOA traject gebruiken als een soort pressiemiddel om in toekomst sneller en efficiënter een onderhands akkoord met zijn schuldeisers te realiseren. Rechterlijke tussenkomst is dan zelfs niet nodig.

Slot
Ik meen dat iedere MKB- ondernemer die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, er verstandig aan doet om zich tijdig bij te laten staan door deskundigen. Zodat de betrokken ondernemer en haar schuldeisers niet alleen de bevestiging krijgen dat de onderneming gezond is, maar ook een goede onderbouwing van het voorstel en het alternatieve scenario van een faillissement. Om op deze manier op een zakelijk efficiënte manier tot een oplossing te komen, waar zowel de MKB-ondernemer als de schuldeisers zich in kunnen vinden. De WHOA biedt hierbij aldus een goede back-up tool. Zie het als een ‘stok achter de deur’ waarbij eigenlijk het uitgangspunt is dat deze ‘stok’ juist niet gebruikt hoeft te worden.