Terwijl ik samen met mijn zoontje van 7 jaar in voorbereiding op zijn communie in de kerk zit en luister naar de pastoor, zegt mijn zoontje net iets te hard: “Papa, god bestaat toch niet?”. Hhhmm, een lastige. “En die jezus, leeft hij weer? Nu nog steeds?! Dat geloof ik echt niet”. Terwijl ik mijn lach onderdruk, fluister ik “sssttt… dat leg ik straks in de auto wel uit.” Intussen denk ik tijdens de mis aan de paar keren dat ik hem verhalen voorlas uit de kinderbijbel. Voor de grap las ik overal waar ‘God’ stond ‘Papa’. Dat was wellicht toch niet zo handig.

Vandaag vertelde ik het voorval in de kerk aan mijn collega’s. Ik kreeg de vraag of ik zelf in god geloof. Hier moest ik kort over nadenken. Toch antwoorde ik “Ja, althans ik geloof dat er iets is en dat is voor mij god”.

Hoewel ik gelovig ben opgevoed, heb ik amper de kerk van binnen gezien. Zeker de afgelopen 25 jaar. Toch vinden wij dat wij onze kinderen iets van het geloof moeten meegeven. En zo komt het dat wij in voorbereiding op de communie van onze zoon weer eens naar de kerk gaan. We horen wederom de verhalen van ‘vroeger’. Ditmaal vertelt door een pastoor die op z’n Brabants de verhalen uitlegt naar de huidige tijd met behulp van voor kinderen begrijpelijke voorbeelden. Ik moet toegeven, het spreekt (ook) mij aan. Althans, het zet me aan het denken.

Om iets te kunnen bereiken, moet je ergens in geloven. En ook al is je doel onbereikbaar, althans zo lijkt het, moet je een doel hebben om vooruit te komen. Heb je te maken met tegenslag of zie je het even niet meer zitten, zorgt dat geloof ervoor dat je weer uit de put komt. Soms heb je er hulp bij nodig. Iemand die je aanspreekt, het vuurtje weer aanwakkert. Dat kunnen je naasten zijn, maar het kan ook uit een onverwachte hoek komen. Je moet er dan wel voor open staan. Het is niet alleen nemen, maar ook geven. Pas als je weet wat geven is, weet je immers ook wat krijgen is. En fouten, we maken ze allemaal. Fouten moet je erkennen en je moet ook durven om ze toe te geven. Ook al weet je dat het consequenties voor je heeft. Maar als je je klein maakt en je fouten deelt met anderen en toegeeft, kan dit er weer voor zorgen dat je kunt groeien. Geloof me.

Je vraag je nu vast af, waarom ik dit vertel. Wat deze stichtende woorden te maken hebben met mijn werk. Nou, als ik er zo over nadenk, best veel.

Het moge duidelijk zijn dat veel van mijn cliënten en de betrokkenen in de door mij te behandelen faillissementen, te maken hebben met een minder plezierige periode in hun leven. Letterlijk zien velen van hen het niet meer zitten. De financiële problemen zijn hen boven het hoofd gegroeid. Door het faillissement zien ze hun droom waar ze in geloofden uit elkaar spatten. Een aantal accepteert het niet. Zij blijven boos en gefrustreerd en lijken doof te zijn voor hun omgeving. Anderen trekken zich terug en lijken voor alle problemen weg te rennen. Ze verstoppen zich in afwachting tot de storm gaat liggen en betere tijden aanbreken. En dat kan soms heel lang duren.

Er zijn ook mensen die – al dan niet met een klein beetje hulp van anderen – er weer voor gaan. Ze geloven ergens in. Ze bekijken wat ze van het verleden kunnen leren om weer de juiste kant op te gaan. Deze mensen fascineren mij. Ik bewonder hen om hun veerkracht en het vermogen om met gevoel te rationaliseren. Met veel van deze mensen heb ik ook nog na afloop van het dossier of het faillissement contact. Ik probeer te leren van hun verhaal en ervaringen. Ik deel deze met anderen in de hoop dat zij hier steun en vertrouwen uit kunnen halen. Dit alles om ze weer te laten geloven, zodat een lastige periode dragelijker wordt en hopelijk snel verleden tijd.

Is dit geloof nu wezenlijk anders dan het geloof als bedoeld in het begin van mijn blog? Ik denk van niet. Iedereen doet het op zijn of haar eigen manier. Je hebt geloof in verschillende soorten en maten. De kernwaarden zijn evenwel hetzelfde. Ongelooflijk hè?!