Dinsdag 14 oktober 2014

Dat het voor een ondernemer van belang is om een deugdelijke administratie te voeren, behoeft eigenlijk geen nadere toelichting. De administratie vormt immers een belangrijke middel om de financiële gezondheid van een bedrijf te monitoren en vormt daarom vaak de basis voor de door de ondernemer te nemen beslissingen. Ook als een onderneming in staat van faillissement wordt verklaard, is de administratie van groot belang. Niet alleen omdat de curator de administratie nodig heeft voor een efficiënte afwikkeling van het faillissement, maar ook omdat het niet voeren van een deugdelijke administratie kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.[1]

Wanneer heb je als bestuurder voldaan aan de administratieplicht? De wetgever is daar vrij kort over. Volgens de wetgever is het bestuur van een rechtspersoon verplicht om van de vermogenstoestand en de werkzaamheden van de rechtspersoon een zodanige administratie te voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon blijken.[2]

Één van de kernarresten op het gebied van de administratieplicht is het arrest Brens/Sarper uit 1993.[3] In dat arrest werd er geoordeeld dat een administratie voldoet aan de wettelijke vereisten, wanneer er snel inzicht kan worden verkregen in de debiteuren- en crediteurenposities en dat deze posities en de stand van de liquiditeiten gezien de aard en omvang van de rechtspersoon een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie van de rechtspersoon. Deze maatstaf is vervolgens door lagere rechters één op één overgenomen in vele procedures over schending van de administratieplicht. Als de debiteuren- en crediteurenadministratie maar in orde was, dan zat je als ondernemer (meestal) goed.

Recentelijk zijn er een tweetal lagere uitspraken verschenen, waaruit blijkt dat de maatstaf uit het arrest Brens/Sarper niet altijd volstaat.[4] Er is niet één algemene maatstaf die op iedere rechtspersoon toe te passen is. In tegendeel: de administratieplicht is afhankelijk van de aard en omvang van de onderneming. Zo werd er bijvoorbeeld in de zaak Landis groot belang gehecht aan de voorraadadministratie, nu de voorraden een belangrijk bestanddeel van de liquiditeiten van Landis vormden.

In een zeer recent en baanbrekend arrest – met dank aan @RolandReumkens voor de snelle signalering op Twitter - heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven.[5] De Hoge Raad overweegt namelijk dat voor het antwoord op de vraag of de boekhouding voldoet aan de daaraan te stellen eisen, ook andere elementen daarvan van belang kunnen zijn dan de debiteuren- en crediteurenadministratie en de stand van de liquiditeiten. Daarmee bevestigt de Hoge Raad feitelijk dat de aan de administratie te stellen eisen niet alleen per branche maar ook per bedrijf verschillend kunnen zijn.

Dit arrest zal er vermoedelijk toe leiden dat het aantal bestuurdersaansprakelijkheidsprocedures wegens schending van de administratieplicht zal toenemen. Ondernemers doen er daarom goed aan om te bepalen welke administratie voor hun tak van sport van doorslaggevend belang is. Voor een uitzendbureau zal dat doorgaans de personeelsadministratie zijn, voor een bouwbedrijf de projectadministratie. Als ook díe administratie goed wordt bijgehouden, dan voldoe je als ondernemer aan de administratieplicht 2.0.



[1] Art. 2:248
lid 2 jo. 2:10 BW.

[2] Art. 2:10
lid 1 BW.

[3] HR 11 juni 1993, NJ 1993/713.

[4] Rb Midden-Nederland 19 juni 2013, JOR 2013/237 (Betelgeuze) en Rb
Noord-Nederland 4 december 2013, JOR 2014/64 (Landis).

[5] HR 10 oktober 2014,
ECLI:NL:HR:2014:2932.